Christoph Blans

beeldend werk en verhalen

ontbinding

Hij reed met gemak honderdtachtig nu de autobaan zo leeg was. Hij herkende de grote boerderijen, de kerncentrale, de stier op de berg. Ze moesten tanken. Isabel haalde broodjes en koffie. De lucht sprankelde als mousserende wijn. Hij keerde zijn gezicht naar de zon. De hand boven de ogen zag hij hoog boven hen roofvogels cirkelden. Isabel stapte weer in. Het was een hele afstand en ze gingen niet vaak, toch hield hij ervan om naar Martina te rijden. Ze luisterden muziek. Hij herinnerde zich hoe vol de auto vroeger was, met de spullen en Javi achterin, eerst de Datsun, toen de Fiat. Martina woonde al lang bij het meer, al voordat hij en Isabel getrouwd waren, toen Javi er nog niet was en Alex nog leefde. Maar Isabel was er niet opgegroeid. Soms probeerde hij de tekst van een nummer te volgen. In het landschap was je zelf de hoofdpersoon, in het licht van de zon. De kleuren om hen heen waren vol. Ze reden door een foto. Ver weg glinsterde de sneeuw op de kam van het gebergte. Hij keek naar Isabel. Haar moeder was ruimhartig, goed voor de kinderen, goed voor haar schoonzoon. Raymond herkende een reclame die langsschoot, dacht aan de liquidatie van hun bedrijf. Ze hadden het goed gedaan. Zonder geluk geen succes. En dat hadden ze veel gehad. Stap voor stap. Nog een maand en de lege vennootschap was overgedragen. Het kon niet anders, en de timing was goed, ze hadden tot het laatste moment alles in de hand, het kon zonder failliet te gaan. Isabel keek op haar telefoon, soms dommelde ze weg. Zonder dat je er erg in had veranderde het landschap en reed je door het bos en dan kwam de afslag en ging de weg de bergen in. Dan kwam het stuk dat je als een dolle reed, linksom en rechtsom, haarspeld na haarspeld. Hij hield van schakelen, volgende versnelling, één zijn met de auto. Je vergat de pijn. Pedaal los en de andere in. Het grommen van de motor, naar de overbrenging, op de wielen, bocht na bocht, een kruis met bloemen, vier wielen op de weg. Dan waren ze er toch vrij snel. In de verte zag je het huis al, en het meer. Ze reden het landgoed op, het laatste stukje langs de bosrand, wolken stof in de spiegel.

Ze zaten op de veranda. In de verte was het blauwe meer, daarachter het massief, de sneeuw. Martina zette een kom met bowl op tafel. Ze begon de glazen te vullen en reikte ze een voor een aan. Hugo was naast Raymond gaan zitten.
“Stoppen jullie Ray?”
Raymond haalde zijn schouders op.
“Je moet toch op de een of andere manier handelen,” zei hij, “alles ligt al weken stil.”
“Maar na zoveel jaren…”
Hugo stopte en keek voor zich uit. In de tuin lag zijn nieuwe vriendin op een stretcher te lezen. Isabel lepelde de vruchtjes uit het glas. Raymond bekeek Hugo van opzij. Hugo had makkelijk praten, zijn bedrijf was anders, met een Amerikaans moederconcern, met veel geld achter de hand.
“Hoe gaat het bij jullie dan?”
Hugo leek niet ongerust, hij zei dat de cijfers alweer aantrokken, alsof het normaal was. Raymond had z’n antwoord wel verwacht.
“Er zijn er niet veel die dat kunnen zeggen,” zei hij.
Maar Hugo zag het niet somber, natuurlijk niet, en bij hem ging het natuurlijk ook beter dan elders. Hij kende de oplossingen, de beste strategie. Isabel vroeg naar de stagnatie van de import.
“Dat moeten jullie toch voelen.”
Raymond volgde het niet verder. Hij bekeek Hugo nog eens van opzij. Ze leken erg op elkaar, Hugo en Isabel, het was hem nooit zo duidelijk opgevallen. Isabel legde een hand op Hugo’s arm. Ze plaagde hem. Hij had zijn Tesla weg moeten doen. Dus toch wat kalmer aan.
De vriendin van Hugo had het tijdschrift op de grond laten vallen. Ze lag te slapen. Heette ze nou Lela? Of was dat Hugo’s ex?

Na het tweede glas bowl voelde hij zich loom. Hij ging bij de keuken in de hangmat liggen.
Liquidatie, dacht hij, opheffen, misschien was ontbinden nog het beste woord. Je bouwt iets op, en als je het afbreekt doe je de dingen andersom. Je maakt alles los en legt de onderdelen terug in de doos.
In de verte was een helicopter te horen. Hij opende half zijn ogen, maar hij zag niets.
“Altijd blijven proberen,” hoorde hij Hugo zeggen, “never give up.”
Het geluid van de helicopter kwam dichterbij. Hij hield van het gepraat op de achtergrond terwijl hij niet meedeed. De zon scheen tussen de bomen door op zijn gezicht.
“Ze zijn nog aan het zoeken,” zei Martina, “er wordt er nog een vermist, drie zijn er gered.”
“En weten ze iets?” vroeg Isabel.
“Gewoon te laat vertrokken. Eind van de ochtend is het al warm.”
“De meeste ongelukken gebeuren tijdens de afdaling,” merkte Hugo op.
Raymond had er gewandeld, toen Javi nog klein was, tegen de sneeuwgrens aan. Javi kon goed lopen. Ze aten brood en worst. Water dronken ze uit de beek.
“Liquidatie,” zei Hugo.
“Het gaat niet langer,” Isabel klonk opgeruimd, ze had geen zin om er nog bij stil te staan, “punt!”
Maar Martina hadden ze het nog niet verteld.
“Wacht even, gaan jullie door de crisis stoppen?”
Isabel begon het uit te leggen.
Raymond kwam uit de hangmat en zag Lela door de tuin lopen. Nu wist hij het zeker, het was Lela en die vorige van Hugo heette Luz.

Hij ging bij hen zitten. Hugo vertelde nu iets over waterstof. Sinds Hugo in scheiding lag had hij elke keer een ander. Dat moesten Raymond en Isabel maar gaan doen, iets met waterstof, daar zat toekomst in.
Isabel lachte.
“Iets met waterstof? Iets met dit, iets met dat?”
Martina vulde de glazen bij. Stukjes fruit vielen mee.
“Jij ook?”
Raymond schoof zijn glas in haar richting.
Isabel stond op en Hugo ook. Hij was dikker geworden, hij had een buik.
“Ga je mee naar het meer, Ray?”
“Gaan jullie maar, ik kom misschien achter jullie aan.”
Martina verdween in de keuken. Hij bleef zitten met z’n bowl. In de verte lag Martina’s bootje aan de steiger. Toen zijn glas leeg was ging hij naar binnen, hij was moe.

Hij was in de logeerkamer op bed gaan liggen. De kamer was ruim, de gordijnen waren open. Voor het raam stonden bomen die alles in de kamer een groene gloed gaven.
Die Hugo, die dacht dat alles zo makkelijk was. ‘Ga wat met windmolens doen, ga wat met waterstof doen.’ Het ergste van het einde vond Raymond nog het personeel, Juan en Valeria, Paula die net een kind had gekregen. Hij had het wel zien aankomen, in het begin had iedereen al thuis moeten blijven. Hij ervoer het ondanks alles als een nederlaag, die middag toen ze op kantoor waren gekomen en hij het verteld had.
De deur ging open. Lela had niet door dat er iemand in de kamer was. Ze ging voor de spiegel staan en stiftte haar lippen. Hij sloot zijn ogen weer. Het was een lekker bed, de pijn verdween. Hij hoorde hoe Lela een stapje zette, en even daarna nog een. Hij hield zijn ogen dicht. Hij had haar nog niet gesproken. Ze kwam zijn kant op, stap na stap. Ze moest nu naast hem staan en kwam op de rand van het bed zitten. Ze legde een hand op zijn borst, niet zwaar. Ze moest het kloppen van zijn hart kunnen voelen. Aan het geluid van haar kleding te horen boog ze over hem heen. Hij kende haar niet. Hij rook haar niet. Ze stond weer op en liep naar de andere kant. Hij hoorde de deur sluiten en haar stappen in de gang verdwijnen.

Martina stond te koken.
“In de koelkast staat whisky,” zei ze, “het kan nog net.”
Ze draaide aan een knop van het fornuis en hield tegelijk haar glas zijn kant op.
“Geef mij ook wat.” Ze lachte hem toe.
“Is het niet moeilijk, Ray, dat met jullie bedrijf?”
“Het is doodzonde. We hadden nieuwe machines gekocht, maar nu het vliegverkeer nog stil blijft liggen komt er geen bestelling meer binnen. Je kunt niks doen. Je houdt het niet vol, de banken doen te weinig, dat zie je bij veel bedrijven, alles droogt op. Het gaat heel snel. We hebben al het personeel naar huis moeten sturen.”
Hugo en Isabel kwamen over het pad aangelopen. Hugo keek bedrukt. Ze hadden het natuurlijk over de scheiding. Martina opende de oven.
“En hoe moet dat nou financiëel?”
Whisky was toch de lekkerste drank die er bestond.
“Het huis verkopen,” zei hij, “de boot hebben we al weggedaan, vanochtend afgeleverd, op weg hiernaartoe.”
“Gaan jullie dan huren?”
Ze nam de soep van het vuur. Ze hield de pan voor zich en keek hem aan.
“En hoe is het nu met Javi, is het weer helemaal goed tussen jullie?”
Hij knikte.
“Nog steeds in de stad? Hebben jullie het uitgepraat.”

Ze zaten allemaal op de veranda aan tafel. Er was wat wind. Drie weken geleden alweer, dat hij was teruggekomen. De bel ging en Javi riep door de intercom ‘ik ben het’. Hij was binnengekomen, een beetje verlegen, maar hij had gedaan alsof er niets aan de hand was. Ze hadden koffie gedronken. Ze hadden hem daarna niet meer gezien. Ze durfden niet te bellen, het was nog te broos. Raymond wist dat met Javi alles goed zou komen. Een late puberstuip.
“Dat gebeurt niet,” Hugo schepte eten op “er komt geen nieuwe uitbraak.”
Isabel nam een schaal aan. Het was benauwd.
“Hoe weet je dat zo zeker?”
Hij haalde zijn schouders op. Hij was al met eten begonnen.
“Niemand weet hoe dit verder gaat,” zei Martina.
“Natuurlijk wel.”
Hij hoorde nu toch irritatie in Hugo’s stem, het klonk ongeduldig.
“Je kunt het overal lezen,” ging hij verder, “kijk in New Science, kijk op tv.”
In de verte was de donder te horen, en vrijwel gelijk begon het te regenen. Hij nam nog wat wijn. Lela vertelde over wat ze had gelezen. Ze zat aan de andere kant en was aangeschoten. Ze maakte haar zin niet af. Hij keek haar recht aan. Ze keek dwars door hem heen en dan weer een andere kant op en voegde aan haar verhaal halve zinnen toe. Uit niets bleek dat ze hem in de logeerkamer gezien had. Misschien vergiste hij zich. Hugo viel haar in de rede en begon toen tegen Isabel alweer over de liquidatie van hun bedrijf. Had hij er nou nog geen genoeg van? De regen gutste van het dak en klaterde neer. Raymond wilde door de nacht rijden, naar huis, muziek luisteren, Chet Baker. Hij had genoeg van Hugo met z’n gedram en die Lela die niets te vertellen had en zelfs van Martina die alles over Javi moest weten, waarom het toch zo gelopen was, hoe hij zo kwaad had kunnen zijn, ze hadden hem toch niets misdaan… Terug naar huis, verkopen, alles verkopen, en weggaan. Samen naar het noorden, misschien konden ze via de hoofdstad, even bij Javi langs, weg, hij en Isabel.
“Je gaat toch niet zomaar stoppen?” Hij ging maar door. Wat kon het hem schelen. Hij klonk nu boos, nog steeds tegen Isabel. Ze keek hem verbaasd aan.
“Wacht nou even, niks zomaar Hugo.”
“Krijgen jullie steun of zo? Net als die anderen.”
Was hij jaloers?
“Bij de kleinste tegenslag de handdoek in de ring gooien. Hé Ray, dat doe je toch niet?”
Raymond keek hem aan.
“Onze omzet is naar nul, Hugo.” Hij zei het rustig. “Kan je je daar misschien iets bij voorstellen?”
“En dan je hand ophouden. Wat is dat toch met jullie.”
Raymond bleef hem zonder iets te zeggen aankijken. De grote Hugo Osborne, libido en trots, dat dacht -ie misschien… angst en schaamte, dat was het. Raymond zag het in zijn ogen. Hugo was bang. Hij hoorde het aan zijn stem. Hugo voelde dat hij meegezogen zou worden, net zoals iedereen. De crisis was nog lang niet voorbij.
Maar met een handgebaar woof Hugo Raymonds woorden weg, alsof hij daarmee ook Raymond zelf wegdeed.
Raymond nam nog een slok.
“We zullen zien, Hugo.”
“Dat graait maar in de staatskas. Zó gaat een land kapot. Notabene liquideren. Ik snap jullie niet. Het is allemaal zo vreselijk slap.”
Hij was opgestaan en hij ging de trap af naar de tuin.
“Hugo kom terug!” riep Martina, maar in het donker flakkerde alleen het vlammetje van zijn aansteker.

Ze wasten af. Ze dronken nog koffie in de keuken. Het onweer was voorbij, maar het was afgekoeld. Raymond ging een luchtje scheppen. Het was fris van het vocht. Aan de overkant van het meer waren de lichtjes te zien. Verderop was het restaurant waar ze vroeger met de boot heen gingen, er speelde een band en de kinderen liepen tussen de tafels door, zo lang geleden. Ze waren eens misselijk van de warmte en de drank het meer rond gevaren, met z’n drietjes, Raymond en Isabel en Hugo, nog voor Javi er was.
Raymonds arm lag op de leuning van de bank. Het begon weer zachtjes te regenen en zijn overhemd werd nat. Er waren sterren te zien. De sterren en de regen. Het maakte niets uit. Hij werd draaierig en greep de leuning vast. Hij ging rechtop zitten. Hij bleef zich vasthouden.
Ze moesten terug, het hele eind naar huis. Bij de trap naar de veranda gleed hij weg, het was glad. Het was de drank. Hij stond weer op en zag hoe binnen Isabel, met Lela en Martina bij het vuur zat. Hugo kwam telefonerend de keuken in. Raymond wreef over zijn knie, hij rechtte zijn rug. Ze hadden niets gemerkt.

Bij het afscheid klopte Hugo hem vriendschappelijk op zijn schouder.
“Jij hoeft morgen niet vroeg op, Ray.” Ondanks zijn brede lach klonk het venijn.
“Kijk jij maar uit,” zei Raymond, hij was moe, en Hugo had gelijk. Hij hoefde niet vroeg op.
Martina keek naar de mannen, zoon en schoonzoon. Ze hield er niet van als Hugo sarcastisch werd, zoals hij dat als kind al deed. Ze omhelsde Raymond. Ze hield van hem.

Toen Martina haar armen om hem heen sloeg schrok ze. Raymond voelde luchtig, alsof hij weg was.
“Rij je voorzichtig Ray?”
En toen ze haar dochter in haar armen sloot, haar kleine Isabel, toen voelde ze dat ook zij al weg was.
“Bel je als jullie thuis zijn?”
Ze wilde voorstellen dat ze zouden blijven slapen, zoals vroeger. Waarom nu die hele reis. Maar ze bleven al jaren niet meer slapen. Er liepen tranen over haar wangen. Ze dacht aan Alex, toen de avonden lang waren en ze allemaal bleven logeren. Ze zwaaide en veegde de tranen van haar gezicht. Ze wist dat het definitief was, en ze kon er niets aan doen.

•••